Nederlands

Nederlands

goed

goed

slecht

slecht

groot

groot

klein

klein

lang

lang

lang

lang

kort

kort

mooi

mooi

lelijk

lelijk

zoet

zoet

zoutig

zoutig

dik

dik

dun

dun

snel

snel

traag

traag

gezond

gezond

hard

hard

zwak

zwak

zwaar

zwaar

zacht

zacht

gesloten

gesloten

vriendelijk

vriendelijk

rijk

rijk

arm

arm

gelukkig

gelukkig

  1. Bijvoeglijke naamwoorden

    Bijvoeglijke naamwoorden

  2. De Franse taal is erg mooi.

    De Franse taal is erg mooi.

  3. De WiFi in deze bibliotheek is heel traag.

    De WiFi in deze bibliotheek is heel traag.

  4. Het winkelcentrum zal uitzonderlijk gesloten worden om 20uur.

    Het winkelcentrum zal uitzonderlijk gesloten worden om 20uur.

  5. Je moet gezond eten om gezond te zijn.

    Je moet gezond eten om gezond te zijn.

  6. Vriendelijke mensen worden gewaardeerd in de samenleving.

    Vriendelijke mensen worden gewaardeerd in de samenleving.

  7. Ik heb heel hard aan dit project gewerkt.

    Ik heb heel hard aan dit project gewerkt.


Advertentie